Periode 1938 - 1942

DE OORLOGSVERHALEN VAN HUIZE PROVIDENTIA

VERHAAL 1: DE PERIODE VAN MIDDEN JAREN 30 TOT NOVEMBER 1942

Op 13 oktober 2024 en 11 mei 2025 werden op

Kloostervelden op vijf verschillende locaties

de oorlogsverhalen van Providentia verteld

door wijkbewoners

die we gevraagd hadden

om 'in de huid te kruipen' van de persoon

die zijn ervaringen deelt. 

Providentia in de jaren 1938 – 1942

Verteld door Broeder Cornelius,

toenmalig overste van

Huize Providentia

Verteller:  'zuster' Nicole de Jong

Broeder Cornelius, huisoverste

1938 - 1942

Ik ben broeder Cornelius. In augustus 1938 word ik door mijn medebroeders gekozen tot overste van Providentia.

Als je met de broeders die in de jaren dertig op Providentia waren, in gesprek zou kunnen gaan dan zouden zij je – net als ik trouwens – vertellen dat het “een goede en vreedzame tijd” was. Een tijd van langzame vooruitgang, maar toch ook een tijd die heel wat kruisjes met zich meebracht. We moesten hard werken en leden een armoedig bestaan.

In 1939 vond onze geloofsgemeenschap het tijd worden om onze kapel wat te verfraaien. Wat daar bijvoorbeeld ontbrak  was een orgel.  Orgelbouwer Vermeulen uit Weert had een offerte uitgebracht en het instrument zou bijna 5000 gulden moeten kosten. Met de opbrengst van een gedeeltelijke verkoop van postzegelverzamelingen die wij hadden (een hobby van meerdere broeders) konden we zo goed als het hele bedrag bij elkaar krijgen. Daarbij waren we vooral dankbaar dat de oude broeder Bonaventura voor dit doel zijn hele verzameling beschikbaar stelde. In mei 1940, de maand waarin de oorlog uitbrak, werd het orgel in gebruik genomen.

Vanwege de oorlogsdreiging waren wij verplicht om maatregelen te treffen voor de luchtbescherming van het klooster. Samen met de architect van het huis, architectenbureau Bartels in Heerlen werd een luchtbeschermingsplan gemaakt. We verstevigden verschillende kelderruimtes en zorgden voor de verduistering van meerdere vertrekken in het klooster.

De dreiging van een op handen zijnde oorlog werd aan het einde van de jaren dertig steeds groter. Op 28 augustus ‘39, enkele dagen voor de Duitse inval in Polen, werd in Nederland de algehele mobilisatie afgekondigd. Zo’n 280.000 militairen werden ondergebracht in kazernes, hotels, scholen, sportzalen en boerderijen. Ook bij ons op Providentia werden militairen gestationeerd en ondergebracht in de grote toneelzaal. Ik weet niet meer hoeveel het er precies waren.

We maakten  het de militairen zo aangenaam mogelijk. Meerdere malen werden ze getrakteerd op een concertje van de fanfare van Providentia, terwijl de toneelvereniging “kunst naar kracht“, zich ook liet gelden. Ze waren bijzonder in hun schik als ‘broeder goochelaar’ (broeder Raymundus) ’s avonds zijn goocheltrucs liet zien. De soldaten genoten en hun dankbaarheid was groot. Ook bij het sinterklaasfeest van ‘39 werden de soldaten niet vergeten, niet door de broeders en de patiënt-bewoners van Providentia en ook niet door de inwoners van Sterksel. De Sint trakteerde ze op chocolade, gebak, appels, speculaas, sigaren en sigaretten en daar waren ze heel content mee. Een van de broeders zei: “Zo staat Providentia dus ook nog ten nutte van het vaderland”.

Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land binnen. Heel het land was in rep en roer en ook op Providentia vroegen we ons af wat er zou gaan gebeuren….  Konden we hier blijven of niet? Aan vluchten durfde niemand te denken, want waar moesten we dan in vredesnaam heen met onze patiënten? Er zat niets anders op dan af te wachten. Gelukkig bleef het oorlogstoneel geruime tijd op afstand van het afgelegen Providentia. Toch hadden velen van ons last van de onzekerheid over wat ons misschien te wachten zou staan. Ik deed mijn uiterste best om de rust te bewaren. Iedereen bleef zoveel mogelijk bezig met de werkzaamheden die men altijd deed. Achteraf kan ik zeggen dat we in die eerste oorlogsjaren relatief weinig last hebben gehad van de Duitse bezetters.

 

Op een bepaald moment werden twee gewonde Nederlandse soldaten naar Providentia gebracht, die we een tijd lang zouden verplegen. Veel soldaten met kleine verwondingen werden op Providentia verzorgd en konden na een kort verblijf weer vertrekken. Ze wílden zelf ook zo kort mogelijk bij ons blijven, bang als ze waren om door Duitse militairen te worden opgepakt. Jammer genoeg werden op een bepaald moment in de nabijheid van de hoofdingang toch enige soldaten door de Duitsers gevangengenomen. Om zo min mogelijk verrast te worden door onvoorziene gebeurtenissen stelde ik een aantal nachtwakers aan om bij gevaar alarm te kunnen slaan.

Op donderdag 12 juni ‘41 vierden we Sacramentsdag. Dat was in de Katholieke kerk in die tijd een belangrijke feestdag. Juist die dag was er in de directe omgeving van Providentia een bombardement. Door een achtervolgingactie door de Duitse Luftwaffe vielen er niet ver van het klooster enkele bommen. Als gevolg hiervan sprong een groot aantal ruiten in de voorgevel. Het was zo erg dat de bomscherven achter het huis op de speelplaats terecht kwamen. Gelukkig waren er geen slachtoffers en kon de sacramentsprocessie gewoon doorgaan.

Het jaar 1942 werd voor onze congregatie en voor Providentia in het bijzonder, een absoluut rampjaar. Er was geen enkele hoop dat de bezetting op korte termijn zou worden opgeheven en langzamerhand kregen we aan zowat alles gebrek. De winter van ’41- ‘42 begon in alle felheid. Een dikke laag sneeuw bedekte twee maanden lang de tuinen en de velden. De zandwegen – verharde wegen waren er niet – waren zo goed als onbegaanbaar. Kolen waren er niet en er werd maar weinig stookhout gevonden. We leden kou en vooral voor de oudere patiënten en broeders was het een hard gelach. Er was gebrek aan zowat alles en dat maakte dat er in die jaren veel werd gestolen, zowel door patiënten als door personeel.

Alles was vanwege de oorlog op de bon en wat er aan voedsel te krijgen was, was sowieso te weinig en meestal van matige tot slechte kwaliteit. Vooral zwakke patiënten en de ouderen werden ziek. Ten gevolge van deze ontberingen bezweken de hoogbejaarde broeders Bonaventura en Augustinus. De eerste, broeder Bonaventura Smehuijzen was de pionier die als eerste broeder in februari 1921 in Sterksel arriveerde en als eerste overste leidinggaf aan de bouwactiviteiten op Providentia. Hij is 80 jaar geworden. Broeder Augustinus Stevens werd 81 jaar. Hij was een erg geliefd persoon die altijd als een ‘vader voor de kinderen‘ was geweest.

We hadden beide broeders, die hier op het kerkhof van Providentia naast elkaar begraven werden, zo graag een waardiger sterven en afscheid gegund.

In dat rampjaar ‘42 kregen we ook af te rekenen met een brand in de schuur bij de boerderij. De oogst van het vorige jaar was aan het smeulen gegaan en met man en macht werd er gewerkt om het vuur te bestrijden. De schuur had behoorlijke brandschade opgelopen en 4000 kg rogge was verloren gegaan.  

 

Nog een ander probleem diende zich aan: De huisarts van Providentia, dokter Kwisthout liet mij begin 1942 weten dat hij dat jaar met pensioen wilde gaan. Hij had veel voor Providentia betekend, maar we wisten ook dat er dringend een gespecialiseerde geneesheer-directeur moest komen. Ik gaf het ontslagverzoek van Dr. Kwisthout door aan broeder Servatius, de generale overste in Heerlen. Het ontslag werd aanvaard en men besloot om voor de vacature voor een geneesheer-directeur, een sollicitatiecommissie in te stellen. Die procedure leidde uiteindelijk tot benoeming van dokter Rutten.

Heel bijzonder was dat deze jonge dokter, nog voordat hij definitief zou besluiten om te solliciteren, bij ons op bezoek kwam. Hij wilde eens polshoogte komen nemen en samen met enkele andere broeders had ik een gesprek met hem. We vertelden hem over het reilen en zeilen op Providentia en dat we dringend behoefte hadden aan een medische specialist als geneesheer-directeur. Hij luisterde aandachtig. Wij hadden sterk het gevoel dat hij onze zorgen begreep en bereid en in staat was om ons vooruit te helpen. We waren dan ook erg tevreden toen bekend wordt dat dokter Rutten benoemd werd als opvolger van dokter Kwisthout.

Op een avond, medio september ‘42 namen we afscheid van dokter Kwisthout. Alle bewoners hadden hun zondagse kleren aan en kwamen rond acht uur samen in de door broeder Raymundus versierde toneelzaal. Naast dokter Kwisthout was ook zijn opvolger dokter Rutten aanwezig. Dokter Kwisthout hield een afscheidspraatje en zei onder meer tegen de mensen in de zaal dat hij zou gaan vertrekken omdat hij al oud was en introduceerde zijn opvolger en zei: “Dit is dokter Rutten, zenuwarts. Hij zal jullie heel goed gaan helpen”. Na afloop kregen de bewoners koek en ranja, waarna dokter Rutten zich voorstelde. Een paar dagen later deden de beide artsen samen een rondgang langs alle afdelingen en in de daaropvolgende weken kon dokter Rutten door zijn voorganger verder worden ingewerkt.

 

Dokter Rutten werd officieel per 1 november 1942 de nieuwe geneesheer-directeur van Providentia. Vijf dagen later werd ons klooster in beslag genomen. Zelden zal iemand op zo’n manier een start van zijn loopbaan hebben meegemaakt.

 

Privacy beleid

OK