Henk Schenkelaars

HET VERHAAL VAN HET KWARTAAL  (JANUARI 2025)

Dit is het verhaal van Henk Schenkelaars.

Als kleine jongen werd hij begin  jaren vijftig naar Providentia gebracht, want het jongetje had epilepsie en kon door zijn moeder niet langer verzorgd worden.

Het interessante aan het verhaal van Henk is dat de lezer een inkijk wordt gegund  in hoe het leven in de jaren vijftig van de vorige eeuw op Providentia was. Een vrij strak regime met een vaste dagelijkse, en wekelijkse regelmaat. 

Ook wordt duidelijk hoe het leven mede bepaald werd door de rituelen van het katholieke geloof, zoals de dagelijkse eucharistieviering en het bidden van het 'rozenhoedje'.  

HET VERHAAL VAN  HENK SCHENKELAARS

Geboortedatum : 1 september 1945. Henk arriveert  op Providentia in 1951 of 1952 en vertrekt weer in 1957 of 1958. 


Het interview met Henk vindt plaats in Eindhoven op

30 november 2021



Als kind woonde Henk Schenkelaars in het Eindhovense stadsdeel Strijp. Toen hij op de basisschool aan de Hastelweg zat (die toen nog ‘lagere school’ heette), kreeg Henk steeds vaker epileptische aanvallen, zonder overigens dat hij dat zelf altijd in de gaten had. Ook thuis gebeurde het dat de kleine Henk onder het eten een aanval kreeg. Hij zat dan recht voor zich uit te staren en als de aanval voorbij was ging hij gewoon verder met eten alsof er niets was gebeurd. De aanvallen kwamen steeds terug en uiteindelijk werd Henk, op medisch advies opgenomen op Providentia. Dat was in 1951 of 1952, precies weet hij dat niet meer, toen hij zes of zeven jaar oud was. Henk was er niet blij mee, want hij was veel liever thuisgebleven.  

 

Het moment dat hij voor de eerste keer op die enorme trappen van het klooster stond zal hij nooit vergeten. Een broeder deed de grote deur open, begroette hem en bracht hem naar de kinderafdeling die zich in die tijd in de ruimtes bevond waar nu ‘De Broeders’ en ‘Werk aan de winkel’ zijn ondergebracht. Op de kinderafdeling waren er drie zalen; een kleine, een wat grotere en een grote zaal. De zalen correspondeerden als het ware met de leeftijdsgroepen van de jongens. Henk werd ingedeeld bij de middelste groep. De zalen hadden een rechthoekige vorm en er stonden tafels waar je met vier jongens aan kon zitten. Boven de zalen was er één grote slaapzaal waar alle kinderen sliepen.

Het was een moeilijke start voor Henk: Alleen in zo’n grote groep! Het was raar en hij had heimwee. Vooral als zijn moeder op bezoek was geweest en daarna weer vertrok, had Henk het echt moeilijk.

Op Providentia kon hij worden verzorgd en de medicatie hielp om de epileptische aanvallen te verminderen.

Het strakke dagrimte

Het leven voor de jongens kende een strak geregeld dagritme.

Henk weet nog goed hoe de weekdagen en de weekenden er in grote lijnen uitzagen.


Door de week:

06.00 uur: wassen, aankleden en bed afhalen

06.30 uur: naar de kapel voor de Heilige Mis

07.00 uur: terug naar de afdeling voor het ontbijt

08.00 uur: naar school en om 10.00 uur speelkwartier

12.00 uur: middageten (warme maaltijd) met aansluitend de afwas. Daarvoor was een rooster opgesteld. Na het middageten moesten de stoelen op de eettafels worden gezet, zodat de schoonmaakploeg aan de gang kon.

Een vast ritueel dat bij de middagpauze hoorde was het maken van een wandeling met de grote St. Bernardhond die er in die tijd op Providentia rondliep. Het was een echte allemansvriend en Henk weet er nog bij te vertellen dat het hondenhok vóór bij het klooster stond.

13.00 uur: terug naar school

16.00 uur: ontspanning: sport en spel, buiten of binnen. Er kon gevoetbald en gezwommen worden.

18.00 uur: broodmaaltijd

19.00 uur: naar de kapel voor het bidden van de rozenkrans, dat in de volksmond ‘rozenhoedje’ werd genoemd. Het was een gebed dat bestond uit vijftig ‘weesgegroetjes’ en vijf ‘Onze Vaders’. Met een kralensnoer (de rozenkrans) kon je het gebed volgen dat was ingedeeld in vijf ‘tientjes’ en na ieder tientje volgde dan een ‘Onze Vader’.

19.30 uur: ontspanningsactiviteiten.

Aansluitend: Naar bed. Hoe laat precies was  afhankelijk van de leeftijdsgroep waarin je was ingedeeld. Henk herinnert zich dat , toen hij in de oudste groep zat, het heel normaal was dat ze na het rozenkransgebed naar buiten mochten om een sigaretje te roken. Ooit had hij van een broeder zelfs een sigaar gekregen. “Zunne grote joekel”, zegt Henk er schaterlachend bij.

De Rozenkrans 

Zaterdagse schoonmaak

Op zaterdag moest er, anders dan doordeweeks, door de kinderen worden schoongemaakt. Dan ging alles aan kant en werden de vloeren geboend. Daarvoor werden boenblokken gebruikt; zware blokken met een steel eraan. En op een keer, toen Henk ermee in de weer was en de blok achterwaarts ging, raakte hij de controle kwijt en de steel en Henks arm gingen dwars door een ruit. Het leverde hem een fikse snijwond op de bovenarm op. Er werd een broeder bijgehaald die met een aantal krammen de wond hechtte. Maar de malheur was nog niet voorbij: ’s middags botste een jongen (zonder opzet overigens) tegen Henk aan waardoor hij viel en de wond opnieuw weer helemaal open was. Gelukkig had de broeder nog krammen genoeg, dus de snede werd voor de tweede keer vakkundig gehecht. Terwijl Henk dit vertelt stroopt hij de linkermouw van zijn blouse op en wijst op het litteken dat er nog altijd op zijn bovenarm prijkt als blijvende herinnering aan die pechmiddag.  

Zondag, wandeldag

Op zondag mochten de jongens ‘uitslapen’ tot 7.00 uur! Om 8.00 uur was er dan Hoogmis in de kapel.

’s Middags was het tijd voor de wandelclub waar Henk lid van was. Dat ging er behoorlijk fanatiek aan toe, maar het resulteerde er wel in dat zijn groep bij regionale wedstrijden heel wat prijzen in de wacht sleepte. Je had bij dat wandelen disciplines zoals ‘uiterlijke verzorging’, ‘in rechte lijn lopen’ en ‘in de maat lopen’ en daarop werden de wandelgroepen tijdens een wedstrijd beoordeeld.

Henk herinnert zich de zondagse samenkomsten van zo’n tien tot vijftien wandelclubs in een grote hal in Woensel (Eindhoven). Er waren veel gemengde wandelclubs maar ook clubs, zoals die van Providentia, die alleen uit jongens bestonden. De wandelgroep van Henk heette “Heerlijkheid Sterksel”. Het uniform bestond uit een blauwe broek en een wit overhemd.  

Als Henk en zijn groep de hal binnenkwamen zagen de anderen de bui alweer hangen en kwamen dan met opmerkingen als: “Dor hedde ze wir, die ut Sterksel; we zullen wel wir gin kans hebben bij de die!”

Als alle groepen er waren werd het startsein gegeven voor de wandeling en de jury beoordeelde dan of de uniformen en het schoeisel er wel keurig genoeg uitzagen; of er echt recht gelopen werd en ‘in de maat’.  Op de vraag of Henk het wel eens meegemaakt had dat iemand uit zijn groep tijdens zo'n wandeling een aanval kreeg, antwoordde hij ontkennend.  

De groep van Henk sleepte heel wat eerste prijzen in de wacht en dat kwam vooral doordat de groep elke week flink trainde onder de bezielende leiding van broeder Bruno. Als prijs ontving de wandelgroep een beker. 

Voetballen en hardlopen op de hei

Henk was niet echt een goede voetballer, maar hij vond het best leuk om mee te doen. 

Hij weet er nog bij te vertellen dat hij ook meespeelde als er weer wedstrijdjes georganiseerd waren met leerlingen van de broederopleiding (het noviciaat) uit Heerlen. Echt leuk waren die potjes niet want de jongens van Providentia verloren bijna altijd. De Limburgse gasten waren gewoonweg te goed.

Over de uitrusting van de voetballers vertelt Henk nog het volgende. “We hadden in die tijd van die zware voetbalschoenen met van die grote doppen eronder. En dan de zware, grote leren bal met een gevlochten koord erdoor waardoor het geen pretje was om de bal te moeten koppen, zeker als die ook nog eens nat en daardoor nog zwaarder was” .


Henk weet nog verschillende namen van de broeders te noemen zoals broeder Quirinus, broeder Fransiscus, en de toenmalige overste, broeder Paschalis. Ook aan broeder George heeft Henk nog herinneringen. “Dat was me unne schonne!’, zegt hij met een grote glimlach. Broeder George ging regelmatig met de jongens de hei op en dan deden ze wie het hardst over de hei kon lopen. “Broeder George waar dan net un perd”, weet Henk nog. Het was allemaal heel plezierig en broeder George was een fijn mens.

Henks bijbaantje

Iedere week op vrijdag gingen de jongens om de beurt in bad en werden dan door een van de broeders gewassen. Er waren twee eenvoudige badkamers met daarin een badkuip. Na een aantal wasbeurten werden de baden geleegd en weer met schoon water gevuld. Het nam dus heel wat tijd in beslag voordat alle jongens aan de beurt geweest waren. Henk had daarbij een belangrijke taak: hij kreeg vooraf van de linnenkamer een flinke stapel met schoon ondergoed en in elk hemd en elke onderbroek was het nummer van een van de jongens ingenaaid. Henk wist precies welk nummer bij welke jongen hoorde en hij gaf dan aan ieder van hen voor de komende week hun eigen, schone hemd en onderbroek. Als laatste kwam hijzelf aan de beurt.

De 'badkamer'

 Misdienaartjes van

Providentia 

Een brave misdienaar die wordt overhoord door Sinterklaas

De jongens brachten redelijk wat tijd door in de kapel en Henk was een trouwe misdienaar en koorzanger. Misdienaar zijn was eigenlijk best een leuk baantje, want dan had je tijdens de vieringen tenminste wat te doen.

Met kerkelijke feestdagen was er altijd een plechtige ‘Mis met Drie Heren’.     Je kreeg dan een rode toog aan, met een witte superplie en een rood kraagje erover. 

Toch was er een moment waarop het helemaal niet leuk was om misdienaar te zijn, want toen Sinterklaas een keer op bezoek kwam moesten de misdienaartjes voor de goedheiligman het ‘Confiteor (Deo Omnipotentie)’ van buiten opzeggen. Het confiteor was een Latijnse schuldbelijdenis die bij het begin van elke eucharistieviering werd uitgesproken. Dat de misdienaartjes deze schuldbelijdenis ten overstaan van Sinterklaas moesten kunnen opdreunen was ze vooraf niet verteld. “Wij moesten toen met z’n allen voor de Sint op een rij gaan staan en om de beurt het Confiteor opzeggen”, weet Henk nog. “Maar o wee als het fout liep! Je hoefde dan wel niet mee in de zak, maar de Sint gaf je wel te verstaan dat er volgend jaar een nieuwe overhoring zou komen”.

Dan komt er een ondeugende lach op het gezicht van Henk en hij zegt; “het enige gebed dat ik nog onthouden heb is “Mijn Heer, mijn God, mijn broek is kapot”.

Het Sinterklaasfeest

Op het feest van Sinterklaas werkte het zo: als de jongens ’s morgens na de misviering op de afdeling kwamen, stonden de pakjes die de ouders gemaakt hadden op de tafels waaraan altijd gegeten werd. (De broeders zelf maakten geen pakjes en ook van sinterklaasgedichtjes was in die tijd nog geen sprake!) Alle jongens hadden een vaste plaats, dus ze konden meteen naar hun eigen plekje om de pakjes te openen. Voor Henk was het meestal niet zo spectaculair wat er in de pakjes zat. Het waren vooral praktische cadeautjes, zoals bijv. een paar handschoenen, een sjaal, sokken, etc. Toch heeft ie met Sinterklaas eens een speelgoedtelefoon gekregen. Op de foto, houdt hij met een tevreden gezicht met de rechterhand het apparaatje vast en met de linkerhand de hoorn.

Henkie met zijn telefoontje

Straf!

Henk was geen jongen die op ruzie uit was, maar je moest hem niet het bloed onder de nagels vandaan halen! Zo had hij eens een fikse ruzie met een andere jongen, maar waarover die ruzie precies ging weet hij niet meer. Het liep zo hoog op dat bij Henk de maat echt vol was. Hij pakte een diep etensbord (dat van hard plastic was), draaide het om en trok het over het hoofd van de kwelgeest. De onderkant van het bord brak eruit en alleen een plastic rand bleef rond het hoofd van de jongen zitten. Het was een hilarisch gezicht waar Henk nu nog hard om kan lachen, maar de broeders in die tijd niet. Henk moest voor straf in een hoek gaan staan, kreeg geen eten meer en kon na de avonddienst in de kapel meteen naar bed.

 

Net als andere jongens is het Henk ook wel eens overkomen dat hij in bed had geplast. Je moest dan aan de dienstdoende broeder een schone onderbroek vragen en ook in dat geval kon je als straf meteen na de avonddienst je bed op gaan zoeken.  

Leren voor een vak

Na de lagere schoolperiode, toen Henk bij de oudste groep jongens hoorde, kon hij een opleiding gaan volgen voor een beroep. Om het schildersvak te leren kreeg hij praktijklessen van Sjaak Verest en diens knecht Noudje. Beide schilders waren in dienst van Providentia. Het ging trouwens niet alleen om het leren schilderen, maar vaak moesten er voor de school ook boodschappen worden gedaan in het dorp. “Henk, pak de fiets en ga maar even koffie en koffiemelk halen”, werd er dan gezegd.

Weer naar huis en aan het werk

De weverij

Toen Henk in 1961 zestien jaar werd ging hij weer naar huis. Hoewel dat voor de hand had gelegen, ging hij niet als huisschilder aan het werk. Hij kreeg een baan bij Weverij Leo Schellens aan de Vestdijk in Eindhoven. In die tijd was de directeur van het bedrijf een broer van de toenmalige broederoverste van Providentia: broeder Paschalis (geboren Fuchs). Die had bij zijn broer een goed woordje gedaan voor Henk. Dat had geholpen. Henk kon er meteen aan de slag en kwam te werken in de ververij en later bij de plek waar de klossen werden gemaakt om de garens op te rollen. Weer later moest hij met de bakfiets stukgoederen naar thuiswerk(st)ers gaan brengen waar de geweven stof werd ‘genopt’ wat betekent ‘het herstellen van kleine foutjes’. Naderhand haalde Henk de materialen weer op. Op een bepaald moment liep het fout met Henk bij de weverij. De ‘hoofd-nopster’ had tegen hem gezegd dat hij een wel erg grote mond had. Op vraag van Henk wat hij dan verkeerd had gezegd moest ze het antwoord eigenlijk schuldig blijven. Henk was zich dus van geen kwaad bewust al had hij wel de gewoonte om wat hardop in zichzelf te praten. Misschien had ze zich daaraan gestoord? Hoe dan ook: Henk werd de laan uitgestuurd maar vond al snel een nieuwe baan.

 

Houtindustrie Picus

Bij dit Eindhovense bedrijf aan de Tongelresestraat begon hij in 1965 en hij zou er vijfentwintig jaar blijven. Zijn eerste functie was bakkenrijder. Hij moest dan met behulp van een hefmachine bakken optillen en ze vervolgens naar een afdeling trekken waar bijvoorbeeld sigarenkistjes werden gemaakt. Later kwam Henk op een fabricageafdeling waar hij hielp bij het in elkaar zetten van deuren. Weer later stond hij aan de lijmmachine, totdat de Picus in 1993 failliet werd verklaard.

 

Ergonbedrijven

Na een periode van werkloosheid volgende er een kort verblijf bij de Daf, waarna Henk in dienst kwam van de Ergonbedrijven in Eindhoven waar hij ruim twaalf jaar zou blijven. Hij werd ingezet als bewaker bij de gemeentelijke fietsenstallingen; eerst bij de stalling onder het 18 septemberplein en later in het Winkelcentrum Woensel. Enkele jaren later kwam zijn leidinggevende hem vertellen dat ze een andere plek voor hem hadden, Hij zou dan weliswaar op onregelmatige tijden moeten gaan werken, maar het leverde hem wel driehonderd gulden per maand extra op. Henk en zijn vrouw Annie vonden het meteen goed. Hij werd huismeester bij TomTom, navigatiesystemen aan de Luchthavenweg in Eindhoven.   

Achteromkijken naar Providentia

Hoewel de start bij Providentia moeilijk was en Henk veel last had van heimwee, kijkt hij toch terug op een mooie tijd. “Ik heb het er goed gehad’, zegt hij vol overtuiging “en gezien mijn thuissituatie toen ik zo jong was, is het ook goed geweest dat ik op Providentia in een voor mij veilige omgeving terecht kwam. De broeders hebben me goed verzorgd en dat positieve gevoel is in al die jaren zo gebleven”.

Tijdens de jaren van zijn verblijf op Providentia heeft de epilepsie hem – dankzij de medicijnen – weinig hinder gegeven. Het heeft ook de rest van zijn leven nauwelijks beïnvloed. Na verloop van tijd was hij zelfs helemaal klachten- en medicijnvrij. 

 

Henk woont nu, samen met zijn vrouw Annie in een gezellig appartement in Eindhoven. Ze hebben het er erg goed naar hun zin; een mooie plek om de rest van hun leven in liefde en geluk samen door te brengen.

 

 

Opgetekend te Eindhoven

December 2021

FvB


Het volgende verhaal van het kwartaal verschijnt per 1 april 2025: Sjef Walters, de vroegere chef-kok van Providentia 

Privacy beleid

OK