Sjef Walters, chef kok

HET VERHAAL VAN HET KWARTAAL (APRIL 2025)

Sjef Walters is lange tijd de chef-kok geweest van Huize Providentia. Hij kwam in dienst in december 1964 en zou tot maart 1998 blijven.

Sjef had, voordat hij bij 

Providentia kwam werken al een behoorlijk avontuurlijk leven achter de rug. Je leest erover in dit verhaal.

In de decennia dat Sjef bij Providentia werkte kwam er 

 een einde kwam aan het systeem  van de zelfvoozienendheid. In het verhaal van Sjef wordt duidelijk hoe dat proces van afbouw is verlopen.

Het verhaal van Sjef Walters

Geboortedatum: 21 mei 1939

Datum in dienst : 1 december 1964

Datum Pensionering : 9 maart 1998

Interview : 14 juni 2021

De loopbaan van Sjef voor zijn komst naar Providentia


Voordat Sjef bij Providentia kwam werken had hij al een indrukwekkend CV opgebouwd. Een goede kok vindt overal wel werk, zo zou blijken.

Nederlands

Nieuw

Guineau

Voor KLM naar Nieuw-Guinea

Aan het begin van zijn loopbaan werkte Sjef in de ‘vliegtuigkeuken’ van KLM en bereidde maaltijden voor passagiers. Vervolgens werd hij als 21-jarige uitgezonden naar Biak, een eiland dat behoort tot Nieuw-Guinea (toen nog Nederlands Nieuw-Guinea). Sjef hield wel van zo’n avontuur! De luchthaven van Biak functioneerde voor KLM als centrale plaats voor inlandse vluchten, van waaruit dan tweemaal per week van en naar Nederland werd gevlogen.

Hij leerde de Indonesische keuken kennen en maakte naast de (diepgevroren) maaltijden met Hollandse kost ook Chinees-Indische gerechten die tijdens de vluchten werden geserveerd. Bovendien werd er iedere veertien dagen een Chinees-Indische rijsttafel gemaakt waar ook inwoners van Biak gebruik van mochten maken. Op het menu stond dan onder andere trassi-soep waarvan Sjef zich zeer goed herinnert hoe erg die trassi, gemaakt van garnalen, stonk. De plaatselijke bevolking was er echter dol op!

Het verblijf van Sjef in Biak eindigde in 1962 toen Nieuw-Guinea, onder grote internationale druk, door Nederland moest worden afgestaan aan Indonesië. Alle Nederlanders die daar toen nog verbleven werd verzocht te vertrekken.

Nieuwe buitenlandse avonturen in Zwitserland, Oostenrijk en Italië

Opnieuw in Nederland ging Sjef werken voor de toenmalige reisorganisatie Eurotex in Amsterdam, die op zoek was naar koks voor stationering in het buitenland. Sjef werd aangenomen en ging werken in een hotel in het Zwitserse Celerina waar hij (een beetje tot zijn teleurstelling) vooral Hollandse kost moest koken, want tja, Nederlanders gedroegen zich daar kennelijk als “wat de boer niet kent…” . Er was echter een uitzondering

kaasfondue! Dat bij uitstek Zwitsers gerecht heeft hij in allerlei varianten leren maken.

Na dit Zwitserse avontuur kwam Sjef in het Oostenrijkse Sankt Wolfgang terecht waarna hij nog een seizoen werkte in een hotel in Lazio (Italië).

Terugkijkend op al die buitenlandse standplaatsen kan Sjef niet echt zeggen dat die ervaringen nou zoveel hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van zijn kookkunsten. Het was vooral het avontuurlijke ervan dat hem getrokken had. Belangrijker was dat Sjef, naast het beheersen van de voor een kok essentiële kennis en vaardigheden, vooral een creatieve kok bleek te zijn die het ook leuk vond om (culinaire) uitdagingen aan te gaan. Deze talenten kwamen hem in zijn tijd bij Providentie (zo zou blijken) nog goed van pas!

De start bij Providentia


Sjef Walters solliciteerde in de tweede helft van 1964 voor de dubbelfunctie van kok/bakker bij Providentia en werd aangenomen. Het was een nogal chaotische procedure. Toen Sjef zich volgens afspraak meldde, was de betreffende broeder met wie hij een gesprek zou hebben er niet. Niemand wist waar de man was. Bovendien was Sjef, na afloop van het eerste gesprek en op weg naar huis, door gladheid op de Albertlaan bijna tegen een dikke boom gereden.

De keuken van Providentia 

De broeders hadden ook nog eens nagelaten om het personeel vooraf te laten weten dat er een vacature voor een kok/bakker was. Voor de toenmalige chef-kok Harrie van de Boomen was de geplaatste advertentie een complete verrassing. Dat leidde ertoe dat het als een lopend vuurtje door Sterksel ging (veel inwoners van het dorp werkten toen bij Providentia) dat er door broeder Serafinus een nieuwe kok was aangesteld. Toen Sjef in december 1964 begon voelde hij dat hij niet bepaald met open armen werd ontvangen.

Al snel bleek dat het om een misverstand ging. Men dacht namelijk dat door de aanstelling van Sjef, Harrie van de Boomen zou worden ontslagen, maar dat was

helemaal niet aan de orde. Het ging immers niet om een vervanging, maar om een uitbreiding van het personeelsbestand in de keuken. 


Niet onvermeld mag blijven dat Sjef dus solliciteerde naar de functie kok/bakker, maar dat hij in al de jaren dat hij op Providentia zou werken, nooit ook maar één brood heeft gebakken.

In 1981 gaat Harry van de Boomen met pensioen. Sjef volgt hem op en wordt de nieuwe chef-kok. 

Arbeidsvoorwaarden

Een normaal arbeidscontract, zoals we dat tegenwoordig kennen, had Sjef in die beginperiode niet. Hij werkte officieel veertig uur per week, maar vaak maakte hij heel wat uren extra.

De broeders hadden met hem afgesproken dat hij ('handje contantje', zoals dat in die tijd gebruikelijk was) vijfhonderd gulden per maand zou verdienen en dat was het. Pas vele jaren later en met dank aan de geneesheer-directeur dokter Rutten, die zich hiervoor sterk had gemaakt, kregen alle personeelsleden een formeel arbeidscontract. Het was de tijd van eind jaren zeventig en begin jaren  tachtig waarin het aantal broeders op Providentia terugliep.  Ter vervanging kwam er een geleidelijke toename van burgerpersoneel. Er bestonden in die tijd al landelijke overzichten van functies in de zorg, met de bijbehorende salarisschalen. Deze landelijke richtlijnen werden door Providentia gevolgd. De vakbonden hielden dat allemaal nauwlettend in de gaten. Ook voor Sjef werd het salaris gekoppeld aan de salarisschaal die voor de functie van chef-(instellings)kok was vastgesteld. Naar eigen zeggen kreeg hij daarmee de grootste geldelijke promotie uit zijn carrière!

Chef-kok werd leidinggevende

De nieuwe functiebeschrijving van Sjef hield in dat hij formeel leidinggevende werd van al het keukenpersoneel en dat bracht een verandering in de inhoud van zijn functie teweeg. Hij zat vaker dan voorheen op zijn kantoor en moest voor het eerst ook functionerings- en beoordelingsgespreken gaan voeren. Echt blij was Sjef er niet altijd mee, want hij was per slot van rekening in de eerste plaats een kok, een vakman.  Het was dan ook niet verwonderlijk dat hij de volgende tekst in zijn keuken had opgehangen:


“Man muß kein Idiot sein um hier zu arbeiten… aber um Chef zu werden...!”

Nieuwe tijdgeest, nieuw beleid

Het was vroeger heel gewoon dat patiënten meewerkten, bijvoorbeeld op de boerderij, in de keuken, op de linnenkamer en de schoenmakerij; kort om, bij alle onderdelen van de zelfvoorzienendheid. Bij Sjef werkten standaard ongeveer twaalf patiënten in de keuken voor wie normale of soms aangepaste werktijden golden en die volgens Sjef ook best gelukkig waren met het werk wat ze deden. Het ging dan in hoofdzaak om aardappels pitten (dat iedere dag door zeker acht patiënten werd gedaan), groenten schoonmaken en afwassen. Een van hen, Anton Huisman, moest en zou altijd de ketels schoonmaken, ook al moest hij daarvoor wel eens extra komen opdraven als er ’s avonds, bij een bijzondere gelegenheid gedineerd werd. Niemand mocht dat klusje van hem overnemen.

In de loop van de jaren zeventig begon men anders te denken over het verrichten van fysieke arbeid door patiënten. Men raakte ervan overtuigd dat zij niet meer als (onbetaalde) arbeidskrachten zouden mogen worden ingezet. Sjef moest daarom hun inzet in de keuken gaan afbouwen. In 1969 was er een hoofd Civiele Dienst aangesteld, Ted van Kersbergen, met wie Sjef kon bespreken hoe die afbouw zou moeten gaan gebeuren. Sjef heeft altijd heel goed met Ted kunnen samenwerken. In hem vond hij iemand met wie hij kon praten over zijn werk en met wie hij goed kon overleggen over hoe zaken moesten worden aangepakt.

De twaalf patiënten die altijd in de keuken hadden gewerkt werden gaandeweg vervangen door vijf nieuwe koks. Een van de aangeworven koks was Toon Vroomans, broer van Theo Vroomans, een toen bekende slager uit Leende, waarover verderop in dit verhaal meer. 

Al met al was de keuken een onderneming op zichzelf, want er werden dagelijks zeker 300 maaltijden bereid die met accuwagens naar de afdelingen werden vervoerd.

HALT-jongeren

Toen de HALT-winkel uit Eindhoven bij Sjef aanklopte met de vraag of hij bereid was om jongeren die door justitie waren veroordeeld tot een taakstraf, aan het werk te zetten, zei hij daar direct ‘ja’ op. Ze deden allerlei klusjes in de keuken en hielpen bij de schoonmaak. Sjef wist zich ook nog te herinneren dat het vroeger heel gewoon was dat kinderen vanuit de toenmalige jeugdzorginstellingen overdag op Providentia waren (en ook mee aan tafel gingen natuurlijk). 


Zelfvoorzienendheid

Toen de broeders begonnen op Providentia was het noodzakelijk dat zij ‘zelfvoorzienend’ waren, onder meer voor de voedselvoorziening. Dat moest zelf geproduceerd worden en dat was in die tijd bij kloostergemeen-schappen een vrij normale situatie. Er kwam een boerderij met allerlei groot- en kleinvee en de grond werd ontgonnen opdat er aardappels en groenten verbouwd konden worden. We mogen aannemen dat het gemengde boerenbedrijf (landbouw en veeteelt) in de vooroorlogse periode en de eerste decennia daarna, op een redelijk professionele manier werd gerund. Sjef heeft echter niet zo'n goede herinneringen aan de resultaten

van deze zelfvoorzienendheid in zijn tijd, daar waar het de groenten betrof. Er werd genoeg gezaaid maar de kwaliteit van de geteelde groenten (met uitzondering van uien en aardappels) was vrijwel altijd matig tot slecht: Doorgeschoten prei (soms wel tachtig kilo), bloemkolen die niet op tijd waren afgedekt en daardoor onder de wormen en slakken zaten, wortelen waarvan de helft moest worden weggegooid, etc. Voor deze belabberde kwaliteit noemt Sjef drie hoofdoorzaken. Op de eerste plaats waren de broeders in zijn tijd geen echte agrariërs die het vak verstonden. Op de tweede plaats moest het werk voornamelijk worden verricht door een beperkt aantal patiënten die daarvoor

op arbeidtherapeutische basis werden ingezet. Daarmee was het hele proces sowieso erg kwetsbaar. Op de derde plaats deed zich in de oogsttijd (de zomermaanden juli en augustus) steeds het probleem voor dat de patiënten op vakantie waren bij hun ouders en familie.  Bij gebrek aan arbeidskrachten kon er dus niet (of te laat) geoogst worden. Naast de hoofdoorzaken die Sjef noemt, werden de groenten niet altijd even zorgvuldig gewassen. Dat was allemaal handwerk in grote bakken (zie foto).

Voor Sjef was dit een moeilijke periode in zijn loopbaan op Providentia, want aan de ene kant werd hij geconfronteerd met deze feiten en anderzijds kreeg hij, als hoofdverantwoordelijke voor de kwaliteit van het eten, tijdens overleg met hoofdverpleegkundigen vaak klachten dat de patiënten het eten niet lekker vonden.

Meermaals bracht Sjef deze paradoxale situatie onder de aandacht bij de broeders, maar die waren niet meteen van plan het advies van Sjef op te volgen om voortaan groenten elders in de kopen, ook al bracht de bestaande situatie extra kosten met zich mee doordat aan de ene kant voedsel moest worden weggegooid, terwijl aan de andere kant maaltijden elders werden ingekocht.  

In deze bakken (in de kelder) werden de groenten gewassen

Zelfvoorzienendheid die goed werkte

De opbrengsten van de veeteelt. Gedurende een lange periode heeft men goed gebruik kunnen maken van producten die de veeteelt opbracht. Huub Tromp was in die tijd de baas op de boerderij.

Per dag werden drie bussen volle melk van de boerderij naar de keuken vervoerd. Dat was nodig al was het alleen al vanwege het feit dat er zowel ‘s morgens als ‘s avonds pap werd opgediend. Ook voor wat betreft verse eieren, geslachte kippen en varkens werkte de zelfvoorzienendheid zoals het hoorde.

Het slachten van varkens en de verdere verwerking

Iedere veertien dagen werd er op de boerderij een varken geslacht (koeien werden elders geslacht) en dat gebeurde door Harrie Verest uit Heeze. Na de slacht kwam Theo Vroomans, slager uit Leende de geslachte dieren verder verwerken en deed dat in een speciale ruimte in de kelder van het klooster, Zo’n varken werd dan in tweeën gezaagd waarna het karkas werd schoongemaakt. Omdat het slachtproces aan strenge regels gebonden was (en nog altijd is) moest er gewacht worden tot een ambtenaar van de Keuringsdienst van Waren (tegenwoordig Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) was geweest en pas als die het dode beest van de nodige stempels had voorzien, mocht het worden uitgebeend en verwerkt.

Limburgse, rode balkenbrei

Sjef herinnert zich nog dat een ambtenaar van de keuringsdienst op een keer met een boete had gedreigd omdat Theo al begonnen was met het uitbenen, zonder dat de vereiste stempel was geplaatst: een doodzonde!

Theo Vroomans was volgens Sjef een echte vakman. Zo maakte hij zelf hammen die dan in een grote braadslede in de oven werden klaargemaakt. Ook maakte hij worst en – heel bijzonder – Limburgse, rode balkenbrij. Daar  waren de van afkomst Limburgse broeders uiteraard zeer content mee.

De bakkerij

Theo Gommans was de bakker op Providentia. Hij bakte ongeveer tachtig broden per dag. Het was volgens Sjef goed en lekker vers brood. En zoals dat ging in de tijd van de broeders: Theo was weliswaar door de broeders

aangesteld, maar hij had formeel geen leidinggevende en opereerde volledig zelfstandig. Pas later kwam daar verandering in toen de broeders het bestuur van Providentia hadden overgedragen aan Kempenhaeghe en alle personeelsleden, dus ook Theo, een arbeidscontact kregen en een salaris dat hoorde bij de functie. Ook de bedrijfsvoering werd geprofessionaliseerd: Er ontstonden afdelingen en een hiërarchische structuur. Bakker Theo werd ondergeschikt aan de chef-kok in de persoon Sjef Walters. Beiden moesten in het begin wel wennen aan de veranderde verhoudingen. Sjef liet Theo door ander personeel uit de keuken helpen bij het snijden en inpakken van de broden. De bakkerij leverde in die tijd niet meer op dan de dagelijkse hoeveelheid brood en Sjef vond dat wel jammer. De capaciteit van de bakkerij

De bakkerij, in de kelder van het klooster.

zou beter benut kunnen worden en daarom zei Sjef op een bepaald moment tegen Theo dat men in het weekend wel iets van gebak zou willen hebben en nodigde hem uit dat te gaan maken. In eerste instantie leek het alsof Theo dat allemaal niet zag zitten, maar al vlug pakte hij de suggestie toch op en ging hij tot ieders tevredenheid cake en ander klein gebak maken.


Hoe de zelfvoorzienendheid verdween

Toen de groepen eigen budgetten kregen kwam er meer ruimte voor het nemen van eigen beslissingen. Dat leidde ertoe dat Sjef met regelmaat werd geconfronteerd met het feit dat de in de keuken bereidde maaltijden door de groepsleiding werden geweigerd (de patiënten vonden het eten niet lekker) en dat men bijvoorbeeld zelf frites uit Heeze liet bezorgen. Dat was voor het keukenpersoneel erg frustrerend, temeer omdat zo’n besluit door de groepsleiding vaak niet vooraf aan de keuken werd doorgegeven.

 

Toen er bij Providentia een diëtiste werd aangesteld (mevrouw Van Rossum, later opgevolgd door Caroline Troost), ontstond er een vanzelfsprekend overleg tussen Sjef en haar. Sjef maakte de weekmenu’s die hij dan met haar besprak. Het was niet altijd gemakkelijk om het dan samen eens te worden, maar in die jaren werd wel steeds duidelijker dat sommige van de bestaande eetpatronen moesten worden doorbroken. Niet alleen was het voedsel vaak vet (bijv. veel varkensvlees en altijd volle melk) maar de patiënten snoepten ook veel en er werd behoorlijk wat gerookt. (Snoepgoed en rookwaren waren toen in het winkeltje achter de Ter Braeckezaal te verkrijgen.) Er moest dus een overstap gemaakt worden naar een beleid waarin gezonde voeding de norm werd. In goed overleg tussen onder meer Sjef, Ted van Kersbergen (hoofd Civiele Dienst) en de diëtiste (mevr. Van Rossum) werd besloten om stapsgewijs groenten, zuivel en brood voortaan elders in te kopen. Daarmee werd een grote en door Sjef zeer gewenste professionaliseringsslag gemaakt. Toen de bakker, Theo Gommans in de tweede helft van de jaren zeventig met pensioen ging werd de bakkerij in het klooster voorgoed gesloten. Brood en banket werd voortaan geleverd door bakkerij De Leijer uit Maarheeze. Die vestiging bestaat tegenwoordig niet meer, alleen nog de hoofdvestiging in Boxtel. Uit kostenoverwegingen heeft men op een bepaald moment de relatie met bakkerij De Leijer beëindigd waarna het brood werd geleverd door de broodfabriek ‘De Duif’ uit Helmond. Dit bedrijf is in 2013 failliet verklaard. Tegenwoordig (2025) is de Limburgse groot-bakkerij Puts de broodleverancier, met de dorpswinkel in Sterksel als ‘tussenstation’.

 

Groenten werden gedeeltelijk geleverd door groenteboer Straatman uit Heeze en daarnaast werden ook diepgevroren groenten ingekocht.  

 

Zuivel werd voortaan geleverd door Campina en Sjef herinnert zich nog dat er vanuit de groepen wel eens een klacht kwam dat een pak melk of yoghurt ‘over de datum’ was. Sjef wist dan dat dat niet kon, omdat die producten elke dag vers geleverd werden en dat er dus een andere oorzaak aan te wijzen was. Hij legde het personeel in de groepen dan uit dat je een koelkast zo moet inrichten dat de oudste melk vooraan staat en het eerst wordt gepakt. Zo leerde hij hen het principe van first-in, first-out.


De feesten van de broeders : culinaire uitdagingen voor Sjef

De schotels van Sjef en

een als broeder aangeklede pop als decoratie.

Bij de broeders viel er altijd wel wat te vieren: Verjaardagen, jubilea, allerlei kerkelijke feestdagen, etc. Ze hadden dan de gewoonte om bij die gelegenheden flink uit te pakken en veel mensen uit te nodigen zoals familieleden, andere geestelijken en notabelen en allerlei vrienden. Dat er bij zo’n feest zeventig tot tachtig gasten aanwezig waren, was zeker geen uitzondering.

De broeders gingen er dan gemakshalve vanuit dat Sjef wel voor een feestelijke maaltijd zou zorgen. Hoewel Sjef moeite had met deze vanzelfsprekendheid, waarvoor hij ook nog niet eens aanvullend betaald werd, deed hij het wel. Hij hield nu eenmaal van zo’n culinaire uitdaging, want het waren mooie gelegenheden om met zijn talenten als kok aan de slag te gaan.

Een al te enthousiaste broeder…

Sjef herinnert zich dat Broeder Paschalis (geboren Fuchs) uit Eindhoven, in de periode dat die overste van de broeders was, bij gelegenheid van zijn privefeestjes volop gebruik maakte van de kennis en kunde van Sjef. Soms was de overste wel eens te enthousiast. Op een keer had hij een aantal nichtjes van hem laten opdraven om te komen serveren en om ondersteuning te bieden in de keuken. De broeder wilde aan deze jonge dames wel eens laten zien wat er zoal gemaakt werd in de keuken. Hij liep naar de oven waarin in een braadslede een gerecht aan het garen was, maar hij beging de fout om al te enthousiast de klep van de oven open te maken, waardoor hij een walm hete lucht in zijn gezicht kreeg. Hij heeft dat geen tweede keer gedaan!


Een mooie herinnering.

De stichting Kempenhaeghe kent een stichtingsbestuur en het was de gewoonte dat er ieder jaar als blijk van waardering voor de bestuursleden een festiviteit – meestal een diner – werd georganiseerd. Doorgaans vond dit evenement plaats op Kempenhaeghe, maar af en toe ook op Providentia. De organisatie van deze happenings was in handen van het hoofd Civiele Dienst, Ted van Kersbergen. Ted stelde het menu samen en koos de bijpassende wijnen. Er kwam bij deze organisatie wel wat creativiteit kijken om het een beetje leuk en origineel te laten zijn en daarom werd zo’n diner vaak gekoppeld aan een bepaald thema. Nu was het zo dat op 7 februari 1992 (enige tijd voordat het diner plaatsvond) het Verdrag van Maastricht was gesloten waarbij de Europese Gemeenschap werd omgevormd tot Europese Unie. In dit verdrag werd ook de basis gelegd voor de invoering van een gemeenschappelijke munt (de Euro) per 1 januari 2002. Van Kersbergen vond dit een prima thema en hij kwam op het idee om een menu samen te stellen waarop elk land dat tot de Europese Unie behoort daarop zou zijn vertegenwoordigd. Het diner zou dit keer plaatsvinden op Providentia. Van Kersbergen vroeg Sjef of hij de gerechten wilde maken en die zei daar geen

'nee' tegen. Elk gerecht en iedere wijn vertegenwoordigde steeds een ander EU-land. Het menu lag als een rolletje met een strik erom bij ieder couvert. Voor Sjef was het een mooie uitdaging: Weer zo’n gelegenheid waarbij hij zijn culinaire kunsten kon laten zien en het diner bleek een groot succes. De gasten zullen ongetwijfeld de originaliteit van het menu gewaardeerd hebben, maar uiteindelijk ging het om de kwaliteit van de gerechten die voorgeschoteld werden en dat was aan het vakmanschap van Sjef te danken.

Het zilveren jubileum van Sjef op 1 december 1989

Geen jubileum zonder feest en bij die gelegenheid werd er gespeecht door Ted van Kersbergen.  Een samenvatting van de speech werd in de regionale krant 'De Schakel' gepubliceerd. Terugblikkend op het kwarteeuw dienstverband van Sjef zegt Van Kersbergen op een bepaald moment:

"Het koksvak, geachte aanwezigen heeft, naast de leuke kanten een aantal minder prettige zaken die niet te beïnvloeden zijn: 


 1. Als stemmingen van de consument niet goed zijn, heeft men dikwijls geen trek. Gevolg: het eten deugt niet.


2. Als men iets niet lust omdat men het niet heeft leren eten: is het eten niet om te pruimen.


3. Wil een kok nieuwe gerechten proberen en de consument krijgt er “lucht” van, wenst men weer niet als “proefkonijn” te dienen.


Blijf daar je goede humeur maar eens bij bewaren!"

Het einde van de loopbaan van Sjef. Hij vertrekt als een tevreden mens

Eind jaren 90 dient er een besluit te worden genomen over de keukenvoorzieningen binnen Kempenhaeghe en Providentia. Het is duidelijk dat op beide locaties deze voorzieningen dringend moeten worden aangepast aan de veranderde wettelijke eisen. Vooral de aanwezige keukenapparatuur en verdere inrichting op Providentia zijn sterk verouderd. Na overleg met de betrokken leidinggevenden (dus ook met Sjef Walters) wordt besloten om de keuken op Kempenhaeghe te vernieuwen en om die van Providentia te sluiten. En zo geschiedde.

Op 9 maart 1998 gaat Sjef met vervroegd pensioen. Aan een lang (34 jaar) en interessant arbeidsleven bij Providentia is een eind gekomen. Op de vraag hoe hij op zijn loopbaan terugkijkt antwoordt Sjef dat hij met tevredenheid ‘achterom’ kan kijken. Toch verbloemt hij niet dat de eerste jaren op Providentia niet gemakkelijk voor hem waren en dat er een grote verandering is gekomen toen de organisatie professioneler werd aangestuurd. Sjef heeft het hier naar de zin gehad. “Het was een mooie baan, maar het was ook mooi geweest”.

 

Met de pensionering van Sjef werd de keuken op Providentia definitief gesloten en daarmee werd ook een specifiek stukje Providentia-geschiedenis afgerond.  


Opgetekend;  Mierlo, juni 2021

FvB

Heb je herinneringen aan Sjef en wil je reageren op zijn verhaal? Gebruik dan het contactformulier.

Je reactie zal onder het verhaal worden opgenomen.


De 'spelregels' die voor het opnemen van reacties gelden vind je in de 'privacy policy' die op elke bladzijde onderaan wordt weergegeven.

Privacy beleid

OK